Terug naar de vorige pagina

Creatieve expressie en kunsteducatie

Mondelinge geschiedenis - deel 2: Creatieve Expressie en Kunsteducatie

Van creativiteitsontwikkeling over expressie tot kunstzinnige vorming

Vóór 1975 situeerden de creatieve cursussen van de Stichting Lodewijk de Raet zich in het ‘Centrum voor Creatief Werk en Spel’ en lag de klemtoon op creativiteitsontwikkeling. Lees hierover meer in Fase 1: Het Centrum voor Creatief Werk en Spel (1952-1975) en beluister het interview met Huib HinnekintFase 2: Van expressieve tot kunstzinnige vorming (1975-2004) beschrijft de evolutie van expressieve tot kunstzinnige vorming. Lees meer over fase 2 en beluister het interview met Erik Vanhee over die periode van 1975 tot 2004. In het interview met Ludo Van Passel hoort u meer over de dramacursussen in diezelfde periode.

Fase 1: Het Centrum voor Creatief Werk en Spel (1952-1975)

In het interview met Huib Hinnekint (onderwijzer en pedagoog) hoor je meer over de periode van 1952 tot 1975.

Lees meer over
Vernieuwing en verruiming van de volkscultuur
Het Centrum Creatief Werk en Spel
Het Centrum speelde een innovatieve rol in onderwijs
Het Centrum wordt de ‘Jeugddienst voor Maatschappelijke Participatie en Expressie’

Vernieuwing en verruiming van de volkscultuur

Van bij haar ontstaan organiseerde de Stichting-Lodewijk de Raet cursussen in internaatsverband over (amateuristische) kunstbeoefening. Dat lag in de lijn van wat de Stichting bedoelde: vernieuwing en verruiming van de volkscultuur. Kadervorming in jeugdwerk en onderwijs stond voorop, maar iedereen kon deelnemen. Freelancers als Theo Vesseur (taal), Marcel Hoste (mime), Raymond Augustijns en Pieters Cortel (beeldend werk), Andriesen en Wuytack (muziek), speelden een belangrijke rol. 

Het Centrum Creatief Werk en Spel

Op 21 augustus 1965 werd de vzw Centrum Creatief Werk en Spel opgericht. Huib Hinnekint organiseerde de concrete werking. Hij verbreedde het aanbod en accentueerde het aspect “creativiteitsontwikkeling”. Parallel aan de Stichting zette Guus Bal in het kader van de NDJ (Nationale Dienst voor de Jeugd) kadervorming op voor het zich vernieuwende jeugdwerk. Ook het CCWS was erkend als ‘kaderschool voor jeugdwerk’. De Stichting had een ruimer publiek en had drie werkvelden:

  • artistiek: niet academisch, maar gericht op open, expressieve kunstvormen; 
  • pedagogisch: het kind met zijn talenten als onderwijskundig uitgangspunt;
  • maatschappelijk: creativiteitsbevordering in alle levensdomeinen, ook in de industriële productie. Cfr. Journal of Creative Behaviour.

Het Centrum speelde een innovatieve rol in onderwijs

In het tienjarig bestaan van het Centrum kwamen belangstellenden uit hoofde van hun beroep of hobby’s. Gaandeweg speelde het centrum een innovatieve rol in onderwijs. Zo werd een cursus met Johan Heene over “Creativiteit in opvoeding en onderwijs” toonaangevend. Ook “Wij en de taal van de kleuter en het schoolkind” kwam aan bod, net als het gebruik van kinderboeken binnen scholen. Zo werd steeds meer ingezet op ondersteuning van het onderwijs. Zowel de muzische (onderwijs), maatschappelijke als kunstzinnige poot kregen daarin een klemtoon.

Een belangrijke rol speelden de muziekcursussen in de vernieuwing van de muziekpedagogie en de koorzang. Uit “Jazzlabo’s” zijn er enkele jazzclubs ontstaan. De Stichting betrok docenten van normaalscholen, (hoofd)inspecteurs van het onderwijs en publiceerde, zodat het invloed kreeg op de onderwijsvernieuwing. De medewerkers waren freelance deskundigen of vernieuwers op hun terrein. Vaak werkten ze aan een hogeschool of universiteit.

Het Centrum wordt de ‘Jeugddienst voor Maatschappelijke Participatie en Expressie’

In 1970 trok de Stichting voor het eerst een medewerker aan voor dit specifieke werk. Jef Clement moest echter, naast ‘creatief werk en spel’, ook het project ‘democratisering van het onderwijs’ opstarten. Begin 1973 volgde Dani Leroy hem op. Door de staatshervorming van 1970 kon de Vlaamse Cultuurraad in 1975 een decreet op het  jeugdwerk in Vlaanderen uitwerken. De Stichting bracht de activiteiten van het CCWS en van de beginnende lokale jeugdparticipatie onder in een nieuwe vzw: de ‘Jeugddienst voor Maatschappelijke Participatie en Expressie’. In oktober 1976 kwam Erik Vanhee in dienst; hij kon voltijds de expressieve vorming op zich nemen. De hele overgang had ook gezorgd voor een accentverschuiving van creativiteit naar expressie, aansluitend bij de tijdgeest van dat moment.

Lees meer hierover binnen het thema Burgerparticipatie

Fase 2: Van expressieve tot kunstzinnige vorming (1975-2004)

Vóór 1975 situeerden de creatieve cursussen van de Stichting Lodewijk de Raet zich in het ‘Centrum voor Creatief Werk en Spel’ en lag de klemtoon op creativiteitsontwikkeling. Lees hierover meer in fase 1 en beluister het interview met Huib Hinnekint.

In het interview met Erik Vanhee (taalkundige, drama- en schrijfdocent) hoort u meer over die periode van 1975 tot 2004. In het interview met Ludo Van Passel hoort u meer over de dramacursussen in die periode.

Lees meer over
Van kadervorming naar expressiecursussen voor iedereen
De uitbouw van een curriculum voor dans, drama, beeldende en audio-visuele vorming (jaren 80)
De integratie van kunstzinnige vorming in persoonlijke en maatschappelijke vorming
Een nieuwe tak aan de kunstzinnige boom: literaire vorming (jaren 90)

Van kadervorming naar expressiecursussen voor iedereen

Als gevolg van een decreet op het  jeugdwerk in 1975 startte de nieuwe vzw: de ‘Jeugddienst voor Maatschappelijke Participatie en Expressie’. Op vraag van deelnemers leidde het bestaande vormingsaanbod in die tijd tot heuse opleidingen: 'Spelmethodieken' en 'Dans en mime'. Erik Vanhee werkte vanaf 1976 gestaag aan de opbouw van een ruim aanbod in expressiecursussen. De aparte vakgebieden kregen een professionelere aanpak door de komst van de in Nederland opgeleide docenten Ludo Van Passel (drama) en Jos Depla (dans). Zij bouwden aan een curriculum van korte basiscursussen tot langere systematische opleidingen voor 'kaders' uit jeugdwerk, onderwijs, de opvoedingssector en sociaal-cultureel werk. Naast een opleiding in spelmethodieken sloot vooral de SOLE (Systematische Opleiding Lichamelijke Expressie met mime en dans, later enkel dans ) sterk aan bij de hernieuwde belangstelling voor lichamelijkheid.

In 1978 kwam er een decreet op de volwassenenvorming dat de Stichting grondig dooreenschudde. Jos Depla kwam in vaste dienst en werkte samen met Erik Vanhee aan de uitbouw van de regionale volkshogescholen in respectievelijk Oost-Vlaanderen en Antwerpen met talrijke expressiecursussen, die nu voor iedereen openstonden. Vanaf 1980 waren de twee regionale volkshogescholen in staat hun eigen werking te lanceren. En de jaren erna ontstonden ook de Brabantse, West-Vlaamse en Limburgse volkshogeschool, telkens met een ruim aanbod aan expressiecursussen (initiatie).

De uitbouw van een curriculum voor dans, drama, beeldende en audio-visuele vorming (jaren 80)

Zodra Erik Vanhee en Jos Depla opnieuw op de landelijke Stichting Lodewijk de Raet terecht kwamen, konden ze er de creatieve werking verder uitbouwen. De verschuiving van kadervorming naar basisvorming voor iedereen leidde tot een explosie aan expressiecursussen met freelancers en extra medewerkers zoals Hugo Callens (beeld en audio-visuele vorming). Van 300 deelnemers in 1977 ging het naar 1.330 in 1980. Een team met later ook nog Ruth Wilmans, Lut Dejaeger (beiden voor dans) en Brigitte Pattyn (beeld) en talrijke freelancers ontwikkelde van begin jaren 80 tot eind jaren 90 een coherente visie op kunstzinnige vorming met colloquia, publicaties (cahiers bij uitgeverij Averbode) en een bijdrage voor dans en drama aan de eindtermen muzische vorming in het basisonderwijs en het vak Nederlands-expressie in het secundair.

Een stuurgroep ‘kunstzinnige vorming, toen nog expressie’, boog zich over de rol van expressie bij persoonsvorming en maatschappelijke vorming. Er volgden talrijke discussies, nota's en publicaties en enkele boeiende experimentele cursussen. Zo experimenteerden cursussen ‘spel en maatschappij’ met de introductie van methodes zoals die van theatermaker Augusto Boal (gebaseerd op Paulo Freire), met de mogelijkheid om via rollen- en simulatiespel invloed uit te oefenen op de maatschappelijke realiteit. Ook de toepassing van expressievormen bij mensen met een beperking kende een sterke opgang, ingeleid door 2 studiedagen. Dit stuk van de werking lag aan de basis van latere vormen van creatieve therapie in Vlaanderen. De explosieve groei leidde op enkele jaren tijd tot meer dan 1.500 deelnemers per jaar. Vanaf '83 ging steeds meer aandacht naar de integratie van de kunstzinnige vorming in het onderwijs met de al genoemde colloquia (’84-‘86), invloed op en meeschrijven aan de eindtermen ‘muzische vorming’ basisonderwijs (’85-‘86), en publicaties bij Averbode (een reeks cahiers muzische vorming). Dit leidde tot tal van kadervormingen voor onderwijsmensen.

De integratie van kunstzinnige vorming in persoonlijke en maatschappelijke vorming

Vanaf 1986 werd het aanbod stilaan meer 'utilitair', om in de jaren 90 een hoogtepunt te bereiken. 'Lichamelijkheid – beweging – natuur: leren van je lichaam, ontspanning en ademhaling', ‘Persoonlijke uitstraling' vanuit de dans; ‘De kracht van je stem’ en ‘Loskomen in taal' vanuit drama; 'Zakelijk schrijven en heldere communicatie' vanuit schrijven; 'Videocursussen en moderne media' vanuit beeld en audiovisuele vorming. Die laatste werkten aan media-alfabetisering en beeldcultuur, waarin ook video-feedback aan bod kwam. Cross-over cursussen zoals 'levensverhalen schrijven' dateren verder ook uit die tijd. Deze cursussen waren meer op ‘nuttige’ persoonlijke competenties gericht. Hun grote aantal zorgde ook voor de noodzakelijke financiering van een altijd in geldnood verkerende organisatie. 

Met de dramamethodiek bereikten we nieuwe doelgroepen zoals logopedisten en politici die voor een publiek moesten spreken. Later volgden trainingen ‘optreden met taal’, waarbij een theatermethodiek werd gehanteerd die de hele persoonlijkheid aansprak en de resultaten van het meer technische ‘rollenspel’ in effect ver oversteeg.

Vanaf 1988 investeerde vooral Jos Depla in een methodiek van ervaringsgericht lichaamswerk en het terugkoppelingsgesprek. ‘Luisteren naar je lichaam’ (voor vrouwen) en ‘Leren van je lichaam’  maakten die koppeling, waarbij de deelnemers ook van elkaar leerden. In ‘Ontspanning, ademhaling en natuur’ werd de natuur als spiegel van eigen fundamentele levensprocessen voorgehouden. Die cursussen vonden plaats in Bérismenil (Ardennen) en werden gevolgd door ‘Tippen aan kruiden, leven met de natuur’ en een reeks ‘Leven met de natuur in de seizoenen’, waarin cursisten toen al met ecologische problemen werden geconfronteerd. In ‘Werken aan jezelf als bewegingspersoon’ en de kadervorming ‘danstraining’ verschoof de klemtoon naar de uitdrukking en vormgeving van eigen zijn en ontwikkeling. In al deze cursussen stond een holistische benadering van de mens als totaliteit centraal. Op sommige cursussen konden ouders dan ook hun kinderen meenemen en verbreedde het publiek naar gezinnen. Steeds meer werd lichamelijkheid gehanteerd als een brug tussen mens en natuur en werd natuurbeleving gezien als een vorm van zingeving en verschoof de klemtoon naar ‘herbronning’, ook de naam van een cursus.

In de sector ‘Kunst en leven’ ontstond vanaf 1990 een nieuw project ‘Vorming Beeldende Kunst’, met nieuwe medewerkers-kunstenaars, Johan Creten en Brigitte Pattyn. Hiermee sloot de Stichting opnieuw aan bij de beginjaren en de door Renaat Roels ontwikkelde receptief-reflectieve benadering van kunstwerken in ‘Beeldende Kunst en Bewustzijn’. Nieuwe creatieve cursussen zoals ‘Tekenen en tekenkunst’ & ‘schilderen op papier’ gaven deelnemers via actieve beoefening inzicht in de ontwikkeling van de beeldende kunsten. Een langere cursus van 9 weekends ‘Beeldende Kunst, architectuur en maatschappij in de 19de en 20ste eeuw’ bouwde een stuk maatschappelijke vorming in en bleef jarenlang goed lopen. Dit programma werd aangevuld met reisbezoeken aan tentoonstellingen in binnen- en buitenland (bv. Kassel, Venetië).  In die tijd luidde het “Wij willen op een kritische en actieve wijze het pluriforme en pluralistische karakter én de creatieve kracht van de hedendaagse kunst als indicator van een complexe maatschappij duiden.” 

Een nieuwe tak aan de kunstzinnige boom: literaire vorming (jaren 90)

Ondertussen ontwikkelde zich een zesde vakgebied, met name literair schrijven vanaf 1985 toen Erik Vanhee geleidelijk overschakelde van drama- naar schrijfcursussen en er een steeds groeiend aanbod in organiseerde. Naast een jaaropleiding voor leerkrachten en bibliothecarissen aan de bibliotheekschool (VPSW) van Gent, werd vanaf de jaren 90 ook twaalf jaar lang ondersteuning gegeven bij het 'werken met kinder- en jeugdliteratuur in de klas’ in een team met pedagoog Luk Van den Steen en jeugdauteur Marita De Sterck. Voorts gaf een team freelancers talrijke cursussen voor oudercomités. Mede hieraan heeft een 'Nationaal centrum voor jeugdliteratuur,' later Stichting Lezen, zijn ontstaan te danken. In versneld tempo ontwikkelde zich een omvangrijk curriculum aan literaire schrijfcursussen, wat een soliede bijdrage vormde voor de oprichting van een nieuw steunpunt in de amateurkunsten, ‘Creatief Schrijven vzw’. Erik Vanhee was bij de oprichters en werd er in 2004 medewerker vorming en opleiding.

Een spin-off van de literaire vorming werden de cursussen 'zakelijk schrijven'. Die sloten opnieuw sterk aan bij de basiswaarden van de Stichting. Transparante communicatie bij de overheid en andere non- & social profit organisaties vormden het einddoel en droegen bij tot democratisering, pluralisme en emancipatie van de taalgebruiker. Diensten van de Vlaamse Gemeenschap, provincie- en lokale besturen, politieke partijen, overheidsdiensten uit alle sectoren, tijdschriftredacties, de welzijnssector, enz. deden geregeld een beroep op de schrijftrainingen.